Minder dan de helft van mensen met een angststoornis knapt ‘echt’ op

Over een periode van zes jaar knapte slechts 41 procent van de mensen met een angststoornis helemaal op. Daarnaast kampten degenen die wel op knapten, nog lang met restverschijnselen of nieuwe psychische aandoeningen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van het Amsterdam UMC en het Trimbos-instituut.

Een angststoornis is een psychische aandoeningen waarbij mensen kampen met heftige angsten. Deze angsten zijn zo groot dat het de dagelijkse activiteiten verstoort en moeilijk maakt ‘gewoon’ door te leven. De angststoornissen kunnen ervoor zorgen dat mensen niet meer naar buiten durven of zelfs gevoelens van doodgaan veroorzaken, door een verhoogde hartslag en een paniekaanval.

Nieuw onderzoek

Tot nu toe was er weinig onderzoek gedaan naar het verloop van een angststoornis. Het onderzoek van het Amsterdam UMC en het Trimbos-instituut deed dat juist wél. Er werd gebruik gemaakt van gegevens uit een grootschalige studie gedaan door het Trimbos-instituut naar de psychische gezondheid van de algemene volwassen bevolking.

De psychische aandoeningen zijn gemeten volgens de DSM-IV, het internationale classificatiesysteem dat binnen de Geestelijke gezondheidszorg wordt gebruikt. De 243 personen die zes jaar lang gevolgd zijn hadden bij aanvang van de studie een angststoornis: paniekstoornis, agorafobie, sociale fobie of gegeneraliseerde angststoornis

De helft knapt niet ‘echt’ op

78 procent van de deelnemers knapte binnen zes jaar op van hun angststoornis. Veertien procent herstelde helemaal, maar viel daarna toch terug in een nieuwe angststoornis en acht procent knapte niet op en herstelde ook niet. Van de 78 procent die wel opknapte, had bijna de helft restklachten en kreeg acht procent te maken met alcoholisme of een depressieve stoornis. Alles bij elkaar genomen concludeert het onderzoek dat slechts 41 procent van de mensen met een angststoornis over een periode van 6 jaar ‘echt’ helemaal op. (Foto: Pexels/Kat Jayne)